
Met je appelgroene Lada naar een oorlogsgebied
door Ed Roodbeen
“Help de Polen de winter door”, was in de jaren 70 en 80 een veel gehoorde actiekreet. De inwoners van Polen hadden een tekort aan alles en Nederlanders houden ervan om in te zamelen voor een arm land. Dat was de krant waar ik werkte ook niet ontgaan dus mocht ik met mijn appeltjesgroene Lada 1500 stationcar achter een hulpkonvooi naar Poznań, Łódź, Warszawa, Wrocław en Kraków aanhobbelen. De keuze was op mij gevallen omdat ik lid was van de CPN, een Oostblokauto had, al vaak in Polen was geweest, de ontberingen wel zou kunnen doorstaan, een doorgewinterde kampeerder was met een primus en etenswaar in de achterbak en omdat ik als “jonge hond op de redactie” nog enthousiast kon worden voor zo’n “avontuur”.
We vertrokken in de eerste week van december van het jaar 1981. Uiteraard met een stapel visa en documenten en Poolse Zlotys vanwege de verplichting dat je als buitenlandse toerist in Polen een verplicht te besteden bedrag per dag moest besteden. Die harde Nederlandse guldentjes moesten vooraf al bij de Poolse ambassade in Den Haag ingewisseld worden voor Zlotys. Ik weet nog dat ik ooit bij de ambassade 1200 gulden heb betaald voor 15.000 Zlotys. Diezelfde hoeveelheid Zlotys kreeg ik voor 300 gulden toen ik vijf minuten in Polen was van een zwartgeldwisselaar.
Het was niet zomaar een hulpkonvooi met kleding of voedsel, maar een vrachtwagen vol medische hulpmiddelen zoals injectienaalden, medicijnen en verbandgaas. Ook een oude ambulance reed mee. Naarmate we verder naar het oosten kwamen, werd het kouder en kouder. Op de tweede dag ’s ochtends vroeg op de transitroute van Berlijn naar de Poolse grens door Oost-Duitsland reden we tegen de zon in op de betonnen Autobahn toen ik ijskristallen zag glinsteren op het wegdek. Ik minderde meteen vaart en met mij natuurlijk alle auto’s (inclusief het hulpkonvooi) die achter mij reden op de rechterbaan van de autosnelweg. Een Russische militaire jeep zag niet de noodzaak in om vaart te minderen en reed vol gas verder. Totdat de bestuurder van de Jeep op het spiegelgladde ijzeldek de macht over het stuur verloor, tegen andere auto’s aanbotste en ontplofte. De jeep was afgeladen vol met bommen en granaten en in een straal van 100 meter was iedereen dood. Ik had amper genoeg ruimte om te stoppen. De weg lag bezaaid met ledematen en dode mensen en wrakstukken. Dit zou een voorteken zijn voor de rest van de reis.
In Poznań werd ons al duidelijk dat er “iets in de lucht hing”. Wat wisten we niet precies wat. Onze kennis van het Pools was heel beperkt en de Polen spraken ook nauwelijks Engels en misschien een beetje Duits, maar het enige wat we te horen kregen was “Krieg”. Wat moest je daarvan nou denken? Wat wisten zij wat wij niet wisten? We wisten natuurlijk wel dat het al een tijdje “rommelde” in Polen. Eind jaren 70 werd de vakbond Solidarność opgericht door Lech Wałęsa als tegenhanger van de Poolse Verenigde Arbeidspartij (PZPR) van het communistische regime. Toen de Rooms-katholieke Kerk en intellectuelen hun steun betuigden aan Solidarność en nadat in 1979 de Poolse paus Johannes Paulus II een waanzinnig triomfantelijk bezoek bracht aan zijn geboorteland, werden tien miljoen Polen (uit protest tegen de dictatuur van het proletariaat) lid van de vakbond. Dat was natuurlijk tegen het zere been van de Russische bezettingsmacht en van hun marionet, de Poolse president Wojciech Jaruzelski. Maar van “Krieg” hadden we toch echt niet gehoord in Nederland.
Elk dag zakte de koers van de Zloty. Eenmaal in Warschau kostte een literfles wodka nog maar 1 Deutchmark.
Om nog enige journalistieke betekenis te geven aan mij “reisverslag” (elke avond artikel doorbellen naar de afdeling steno) had ik contact gezocht met (een vertegenwoordiger van) Lech Wałęsa, Wojciech Jaruzelski en Jozef Glemp die net dat jaar tot aartsbisschop was benoemd. Het was niet makkelijk om wat meer informatie los te peuteren over de “Krieg” die op handen was. Wel werd het elke dag moeilijker om mijn verhaal door te bellen totdat zelfs telefoneren helemaal niet meer mogelijk was. Gelukkig had ik mijn contact in het bisdom van de aartsbisschop en daar kon ik mijn artikel van die dag versturen via een telexmachine. Dat lijkt eenvoudig maar dat was het niet op een typemachine met Poolse letters. Ik geloof dat ik drie uur daar heb zitten prutsen op die typemachine in het bisdom tot groot chagrijn van de klerk die bij moest helpen. Ik was in het artikel uitgebreid ingegaan op de situatie in Polen, dat de spanning te snijden was, dat de “Krieg” elke dag kon uitbreken.
Tevreden ging ik terug naar mijn hotelkamer waar ik droomde van een indrukwekkende carrière als buitenlandcorrespondent. Om drie uur ’s nachts werden we ruw gewekt door het hotelpersoneel: “Krieg!! Krieg!!”. Alle buitenlanders moesten zo snel mogelijk het land verlaten als ze in leven wilden blijven. Wojciech Jaruzelski had de staat van beleg afgekondigd en de Russische tanks waren onderweg.
Het had de hele week ervoor gesneeuwd, er lag een meter sneeuw, het was -35 graden. Uit alle hoeken van Polen kwamen auto’s en vrachtwagens om zo snel mogelijk richting Berlijn te vluchten. Eenmaal over de grens zouden we veilig zijn. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Na een paar uur moesten we stoppen omdat van de rechterkant een militaire kolonne de snelweg opdraaide richting Warschau. Het duurde drie uur voor de laatste tank van de kolonne de weg was opgeglibberd. Omdat het spiegelglad was, waren er al minstens tien tanks het kanaal ingegleden aan de linkerkant van de snelweg. Ik had mijn Lada achterin de lege vrachtwagen gereden en zat met een verslaggever van Omroep Brabant en de truckchauffeur voorin. Het enige wat we bij ons hadden, was een krat wodka die we voor een paar dollars op de kop hadden weten te tikken. We stonden daar drie uur stil op de snelweg met het geronk van de tanks, een muur van sneeuw, -35 graden, aardedonker en doodsbang.
Toen we eindelijk verder mochten rijden en de truckchauffeur de vrachtwagen wilde starten, bleek de diesel in de startmotor bevroren. Gelukkig stond er achter ons een ervaren trucker. Vloekend en tierend kantelde hij de cabine van onze truck naar voren en goot een liter benzine over de startmotor heen. Vervolgens stak hij de benzine in brand. “En nu rijden GVD. Stelletje amateurs. Wie heeft jullie hiernaartoe gestuurd? GVD! GVD!” Het mooiste was natuurlijk dat de truck ook meteen startte. Toen we na een lange en barre tocht eindelijk in West-Duitsland arriveerden, belde ik meteen de krant. “Wat een toestand daar zeg!”, riep de chef nieuwsdienst. “Gelukkig had ik precies op tijd een goed verslag doorgestuurd over de “Krieg”, antwoordde ik. De chef nieuwsdienst: “Eh, dat artikel, eh, van jou, eh, dat hebben we, eh, niet, eh, meegenomen omdat de internationale persbureaus hadden gemeld dat de rust in Polen was teruggekeerd.” Of ik nog een sfeerverslag van terugreis wilde maken: “Piep, piep, piep.”