“Het beest van de Mesdag”
door Ed Roodbeen
In het begin van de zeventiger jaren werkte ik in Huize Padua in Boekel. Een psychiatrische inrichting op een landgoed. Een gemoedelijke sfeer. Alternatieve aanpak. Kroeg met echte alcohol op het terrein zodat verpleegkundigen samen met alcoholisten naar de kroeg konden om samen een lekker biertje te drinken. Dat was de tijd van Ronald Laing, Jan Foudraine (Wie is van hout): de anti-psychiatrie ofwel “One flew over de cuckoo’s nest”. Wij gingen het helemaal anders doen.
In Huize Padua woonden ook veel oudere patiënten. Mensen die de inrichting nooit meer zouden verlaten. Die er al tientallen jaren zaten. Die niet echt heel erg gek waren, maar wel gehospitaliseerd. Een bijzonder aimabele man was Diederik de L. De man zat daar al sinds de Tweede Wereldoorlog. Grote bos grijs haar, baard. De man had zijn eigen kantoor en was de hoofdredacteur van het patiëntenmaandblad. Een topfunctie dus. Hij was een notabele bewoner. Hij was na WOll op 6 mei overgebracht naar de barakken in Scheveningen die tijdens de oorlog het Oranjehotel heette. Hij zat daar onder anderen met NSB-leider Anton Mussert, samen met vele anderen die zich in de oorlog hadden misdragen, landverraders. Mussert werd naar de Waalsdorpervlakte gebracht en gefusilleerd. De NSB-baas was officieel ter dood veroordeeld. Kort na de capitulatie door de Duitsers waren er echter ook terdoodveroordelingen die minder officieel waren. Diederik had het allemaal meegemaakt.
Op een avond kwam Diederik opgewonden naar mij toegelopen. “Heb je het interview op de televisie gezien met Max K.?” Ik had het niet gezien. Maar het verhaal is als volgt: Max K. was een kind van “foute ouders”. Hij was geboren in 1933 en in 1945 dus pas 12 jaar oud. Zijn ouders zijn kort na 5 mei 1945 in Scheveningen voor de ogen van kleine Max geëxecuteerd. Diederik had zich in het Oranjehotel ontfermd over de jonge jongen en had, bijna 30 jaar later dus, in zijn archief nog tekeningen liggen die de jonge Max in Scheveningen had gemaakt. Of ik die even naar Max toe wilde brengen. Dat wilde ik wel.
Max verbleef in Rijks Psychiatrische Inrichting (RPI) in Eindhoven. Daar was hij terecht gekomen na een slepende rechtszaak nadat hij zeven jaar lang in een voor hem speciaal gebouwde isoleercel in de Mesdag-kliniek in Groningen had gezeten. Hij werd “Beest van de Mesdag” genoemd. De getraumatiseerde Max werd op 18 november 1971 op 38-jarige leeftijd door de Haagse rechtbank met onmiddellijke ingang vrijgelaten. Hij was toen al 14 jaar onder psychiatrische behandeling waarvan de laatste zeven jaar onafgebroken in de isoleercel. De agressieve buien van Max werden onderdrukt door een speciaal daarvoor aangeschaft waterkanon. Max was een buitengewoon intelligente, beschaafde, erudiete en ontwikkelde man.
Het toeval wil dat ik toch samen met wat andere rebelse verpleegkundigen de RPI regelmatig bezocht. We hadden ons verzameld in de “Cliëntenbond”, een bond van, voor en door psychiatrische patiënten en we vochten voor aanpassing van de Krankzinnigenwet van 1884. Volgens die wet waren patiënten rechteloos en die wet maakte het ook mogelijk dat mensen zonder proces tientallen jaren onterecht in een TBR-afdeling vast zaten. We verschaften ons illegaal toegang tot psychiatrische inrichtingen overal in het land en wezen de patiënten op hun rechten. Omdat we nogal wat naam maakten in het circuitje, werden we later zelfs overal door de GGZ-directeuren uitgenodigd. Dat resulteerde erin dat ik van baan veranderde: van Huize Padua naar de RPI.
En natuurlijk kwam ik de RPI meteen op de TBR-afdeling terecht, waar ik patiënten ontmoette die ik eerder illegaal op hun rechten had gewezen, maar waar ook Max K. verbleef. Ik werd meteen goede “vrienden” met Max. Hij mocht vrij reizen en hij was niet de enige. Als “aanhanger” van de anti-psychiatrie gaf ik de patiënten mijn adres wat ertoe leidde dat er soms meer “gekken” bij mij thuis in de woonkamer zaten dan op het werk. Beetje dom natuurlijk.
Max had echter wel zijn buien. De ene dag kon hij een prachtig schilderij maken en de andere dag in de isoleercel zijn bestek inslikken. De ene dag stond hij lachend bij me op de stoep en de andere dag moesten we hem met 5 man in een dwangbuis stoppen en plat spuiten. De ene dag fietste hij fluitend door de binnenstad en de andere dag stak hij zijn bed in brand. En toen sprong hij voor de trein.
Krantenartikel:
"Laat geesteszieke gedetineerde na
zeven jaar eenzame opsluiting nu vrij"
Raadsvrouwe voor rechtbank in kort geding tegen Staat:
DEN HAAG — „De isolatie van Max K. in het Groningse Van Mesdagasiel is een daad van bestuurlijke willekeur en ook een bewijs hoezeer de arts dr. J. van Belkum zijn kennis grenzeloos overschat".
Dat zei gistermorgen de Amsterdamse advocate mr, J. L. Bakker-Weesing tegen de president van de Haagse rechtbank mr. J. H. C. Slotemaker in een kort geding tegen de Staat.
Meer dan één uur lang pleitte zij voor onmiddellijke vrijlating van de 38-jarige K., die al meer dan veertien jaar onder psychiatrische behandeling is. Sinds 1964 zit hij vrijwel onafgebroken in een isoleercel.
Diep ging zij in op de lijdensweg van haar cliënt, die gedwongen zou zijn medicijnen te gebruiken en bij wie agressieve buien zouden zijn onderdrukt door het hanteren van een speciaal voor dat doel aangeschaft waterkanon.
„Het is schandalig dat ik als juriste aan een Nederlandse rechter moet vragen dit te verbieden. Dit zijn de middeleeuwen in een witte jas".
Landsadvocaat mr. E. Korthals Altes gaf toe dat de verpleging in de afgelopen jaren verslechterend had gewerkt. „Deze geestelijk gestoorde, maar begaafde mens kan onmogelijk een juiste verpleging worden gegeven, die kans op herstel geeft", meende hij uit de rapporten te moeten concluderen.
Hij vertelde dat geen enkele psychiatrische inrichting K. wilde hebben en dat alleen het Van Mesdagasiel daartoe bereid was als de man in een isoleercel mocht worden opgesloten.
„Zelfs de toenmalige staatssecretaris Kruisinga ging akkoord met de bouw van een speciale isoleercel", vertelde mr. Korthals Altes. bij vrijlating van Max K. een redelijke opvangmogelijkheid aanwezig is. Aarzelend vertelde mevrouw mr. Bakker-Weesing dat zij een kloostergemeenschap bereid had gevonden haar cliënt op te nemen.