Een oor aannaaien
Door Ed Roodeen
Mijn oma mag nooit bij ons aan tafel zitten tijdens het eten omdat ze zo vreselijk stinkt. In haar tijd hadden huizen geen waterleiding, laat staan een badkamer of een douche. Een keer per week of twee keer per maand werd bij een teiltje alles stiekem schoongeveegd met een grijs geworden witte lap. Shampoo was nog niet uitgevonden. Als het haar vet was of vies kwam de bus met talkpoeder uit de kast. En aangezien oma een vrouw van traditie is, zijn haar gewoonten nooit veranderd. Terwijl wij zitten te eten, rommelt zij wat in de keuken. Afwassen of een kip schoon maken of koper poetsen.
Ze is opgegroeid bij een voorname familie in Danzig. Zelf komt ze van een arme familie uit Koningsbergen. In de oorlog is ze eerst door het Duitse leger en later door het Russische leger “zertrampelt” zoals ze dat zelf noemt. Ze draagt een lange, zwarte jurk en een oerlelijke pruik die altijd scheef op haar hoofd zit.
Op een grijze, maar warme avond in augustus zitten mijn vader en mijn moeder en mijn twee broers en twee zusjes “Sauerbraten mit Rotkohl und Kartoffelklößen” te eten, het lievelingsrecept van mijn oma. We krijgen het minstens twee keer per week. Mijn moeder, mooi als altijd, zit als een prinses met lange zwarte manen aan tafel in haar avondjurk en haar lange, doorzichtige, zwarte handschoenen. Mijn vader met het hoofd als een aardappel en een natte boord van het zweet, zit woedend met zijn vork in het eten te prikken en dan schreeuwt hij wat we allemaal al jaren willen roepen: “Ik wil dat smerige varkensvoer nooit meer zien.”
Mijn oma is als door een wesp gestoken door de uitbarsting van haar zoon. Vanaf het aanrecht stuift ze op hem af en slaat mijn vader loeihard op zijn hoofd met de platte kant van het hakmes waarmee ze een kip aan het ontleden was. Het hakmes kletst op de natte kale kop van mijn vader als een roeispaan op het water. Als mijn oma realiseert wat ze heeft gedaan, laat ze van schrik het mes los. Het mes hangt in de lucht als mijn oma het los laat. Het glijdt rakelings langs het hoofd van mijn vader. In een tiende van een seconde zie ik niet alleen het mes, maar ook het rechteroor van mijn vader in de lucht hangen. We zitten als verstijfd aan tafel als het mes op de keukentegels klettert en het oor van mijn vader in vette jus op zijn bord belandt. Niemand in de keuken gelooft op dat ene moment zijn ogen niet. Als we beseffen dat we niet gedroomd hebben, begint iedereen te gillen. Behalve mijn moeder. Zij ziet toch nog kans om de laatste hap van haar avondeten naar binnen te werken. Mijn zus rent naar de keukenla en komt terug met naald en draad. Ze denkt dat ze mijn vader zijn oor kan aannaaien.